Gegevensindelingen en velden verkennen¶
Rastergegevens¶
Rastergegevens in GIS bestaan uit cellen die gerangschikt zijn in rijen en kolommen en die objecten op, boven of onder het aardoppervlak representeren. Alle cellen in het raster hebben dezelfde grootte en de cellen zijn meestal rechthoekig (in QGIS zijn ze altijd rechthoekig). Typische voorbeelden van raster datasets zijn Remote Sensing data zoals luchtfoto’s, satellietbeelden en gemodelleerde gegevens zoals een hoogtemodel.
Anders dan bij vectorgegevens is een cel in een rasterbestand niet gekoppeld aan een achterliggende tabel met attributen. De geografie van een raster dataset wordt vastgelegd door een pixelresolutie en de X-/ Y-coördinaat van één van de hoekpunten van de laag. Deze eigenschappen zorgen ervoor dat QGIS het raster correct op de kaart kan positioneren.
De indeling GeoPackage is handig voor het opslaan van rastergegevens bij het werken met QGIS. De populaire en krachtige indeling GeoTiff is een goed alternatief.
QGIS maakt gebruik van informatie over geo-verwijzingen in het rasterbestand zelf (bijvoorbeeld GeoTiff) of in een geassocieerd world file om de rastergegevens correct weer te geven.
Vectorgegevens¶
Veel van de in QGIS beschikbare mogelijkheden werken hetzelfde, ongeacht de vector-gegevensbron. Echter, omdat de verschillen in specificaties van indelingen (ESRI Shapefiles, MapInfo en MicroStation bestandsindelingen, AutoCAD DXF, PostGIS, SpatiaLite, DB2, Oracle Spatial en MSSQL Spatial databases, en nog veel meer), zou QGIS sommige van hun eigenschappen anders af kunnen handelen. Dit gedeelte beschrijft hoe te werken met deze specificiteiten.
Notitie
QGIS ondersteunt objecttypen (multi)punt, (multi)lijn, (multi)polygoon, CircularString, CompoundCurve, CurvePolygon, MultiCurve, MultiSurface, alle optioneel met Z- en/of M-waarden.
U zou ook moeten onthouden dat sommige stuurprogramma’s enkele van deze objecttypen niet ondersteunen: zoals objecttype CircularString, CompoundCurve, CurvePolygon, MultiCurve, MultiSurface. QGIS zal ze converteren.
GeoPackage¶
De indeling GeoPackage (GPKG) is platform-onafhankelijk, en is geïmplementeerd als een container voor een database van SQLite, en kan worden gebruikt om zowel vector- als rastergegevens op te slaan. De indeling werd gedefinieerd door het Open Geospatial Consortium (OGC), en werd gepubliceerd in 2014.
GeoPackage kan worden gebruikt om het volgende op te slaan in een database van SQLite:
vector-objecten
tegel-matrixsets van afbeeldingen en raster-kaarten
attributen (niet ruimtelijke gegevens)
extensies
ESRI Shapefile¶
Het ESRI Shapefile is nog steeds een van de meest gebruikte vector bestandsindelingen in QGIS. Deze bestandsindeling heeft echter enkele beperkingen die andere bestandsindelingen niet hebben (zoals GeoPackage, SpatiaLite). Ondersteuning wordt mogelijk gemaakt door de OGR Simple Feature Library.
Een gegevensset met een indeling Shapefile bestaat feitelijk uit meerdere bestanden. De volgende drie zijn vereist:
.shp
bestand dat de geometrieën van de objecten bevat.dbf
bestand dat de attribuutwaarden bevat in de indeling voor dBase.shx
het indexbestand
Een gegevensset met de indeling Shapefile kan ook een bestand bevatten met de bestandsextensie .prj
, het projectiebestand dat informatie over het gebruikte coördinatensysteem bevat. Alhoewel een projectiebestand erg handig is, is het niet noodzakelijk. Een gegevensset Shapefile kan daarnaast nog meer bestanden bevatten. Voor verdere details, bekijk de technische specificaties van ESRI op https://www.esri.com/library/whitepapers/pdfs/shapefile.pdf.
Verbeteren van de uitvoering voor gegevenssets in de indeling Shapefile
U kunt een ruimtelijke index maken om de uitvoering van het werken met gegevenssets met de indeling Shapefile te verbeteren. Een ruimtelijke index zal er voor zorgen dat u sneller kunt in- en uitzoomen en het beeld kunt verschuiven. Ruimtelijke indexen die gebruikt worden door QGIS hebben de extensie .qix
na de bestandsnaam.
Gebruik de volgende stappen om de index te maken:
Laad een gegevensset met de indeling Shapefile (zie Het paneel Browser);
Open het menu Laageigenschappen door in de legenda te dubbelklikken op de naam van de laag of met rechts te klikken en te kiezen in het contextmenu.
Klik, op de tab Algemeen, op de knop Ruimtelijke index maken.
Problemen bij het laden van een bestand .prj
Als u een gegevensset met de indeling Shapefile laadt met een .prj
bestand en QGIS is niet in staat om het Coördinaten referentiesysteem van dat bestand te lezen, dan kunt u zelf handmatig de goede CRS-projectie instellen op het tabblad Algemeen van het scherm Laageigenschappen –. Bron voor die door te klikken op de knop CRS selecteren. Dit is nodig omdat de gegeven definitie in het bestand
.prj
vaak niet alle benodigde parameters voor de projectie bevat, die gebruikt worden in QGIS en vermeld in de lijst van het dialoogvenster van CRS.
Om dezelfde reden worden er bij het aanmaken van een nieuwe gegevensset met de indeling Shapefile met QGIS, twee verschillende projectiebestanden aangemaakt. Een bestand .prj
met een kleiner aantal parameters voor de projectie, compatibel met software van ESRI, en een bestand .qpj
, dat een uitgebreidere set van parameters bevat van het gebruikte CRS. Wanneer QGIS een bestand .qpj
aantreft, zal dat gebruikt worden in plaats van het bestand .prj
.
Tekstgescheiden bestanden¶
Tekengescheiden tekst is een veel en breed gebruikte indeling vanwege zijn eenvoud en leesbaarheid – gegevens kunnen zelfs in een tekstbewerkingsprogramma worden gelezen en bewerkt. Een tekengescheiden tekstbestand zijn tabulaire gegevens waarin elke kolom wordt gescheiden door een gedefinieerd teken en elke regel wordt gescheiden door een regeleinde. De eerste regel bevat gewoonlijk de namen van de kolommen. Een veelgebruikt type tekstgescheiden bestand is een CSV (Comma Separated Values = komma gescheiden waarden), waarin elke kolom wordt gescheiden door een komma. Zulke gegevens kunnen ook informatie over posities bevatten (zie Informatie over geometrie in een tekengescheiden tekstbestand opslaan).
QGIS stelt u in staat een gescheiden tekstbestand te laden als een laag of ordinale tabel (zie Het paneel Browser of Een tekstgescheiden bestand importeren). Controleer echter eerst of het bestand voldoet aan de volgende vereisten:
Het bestand moet een gescheiden kopregel met veldnamen hebben. Dit moet de eerste regel in het tekstbestand zijn (idealiter de eerste rij in het tekstbestand).
De kopregel moet veld(en) bevatten met een definitie voor geometrie als geometrie is ingeschakeld. Dit/Deze veld(en) mogen elke naam hebben.
De velden voor X- en Y-coördinaten (als de geometrie wordt gedefinieerd door coördinaten) moeten zijn gespecificeerd als getallen. Het coördinatensysteem is niet belangrijk.
Als u gegevens hebt die geen string (tekst) zijn en het bestand is een CSV-bestand, dient u een CSVT-bestand te hebben (zie gedeelte CSVT-bestand gebruiken voor beheren van de opmaak van velden).
Als voorbeeld van een geldig tekstbestand importeren wij het hoogtepunten tekstbestand elevp.csv
dat onderdeel is van de QGIS voorbeeld gegevensset (zie gedeelte Voorbeeldgegevens downloaden):
X;Y;ELEV
-300120;7689960;13
-654360;7562040;52
1640;7512840;3
[...]
Enkele opmerkingen over het tekstbestand:
Het voorbeeld tekstbestand gebruikt
;
(puntkomma) als scheidingsteken. Elk teken mag gebruikt worden om de velden te scheiden.De eerst rij is de kopregel. Deze bevat de velden
X
,Y
enELEV
.Er zijn geen aanhalingstekens (
"
) gebruikt om tekstvelden te begrenzen.De X-coördinaten staan onder het veld
X
.De Y-coördinaten staan onder het veld
Y
.
Informatie over geometrie in een tekengescheiden tekstbestand opslaan¶
Gescheiden tekstbestanden kunnen informatie over geometrie bevatten in twee belangrijke vormen:
Als coördinaten in afzonderlijke kolommen (bijv.
Xcol
,Ycol
… ), compatibel met geometriegegevens voor punten;Als weergave wel bekende tekst (WKT) van geometrie in één enkele kolom, voor elk type geometrie.
Objecten met gebogen geometrieën (CircularString, CurvePolygon en CompoundCurve) worden ondersteund. Hier zijn enkele voorbeelden van dergelijke typen geometrie als een tekengescheiden tekstbestand met geometrieën als WKT:
Label;WKT_geom
LineString;LINESTRING(10.0 20.0, 11.0 21.0, 13.0 25.5)
CircularString;CIRCULARSTRING(268 415,227 505,227 406)
CurvePolygon;CURVEPOLYGON(CIRCULARSTRING(1 3, 3 5, 4 7, 7 3, 1 3))
CompoundCurve;COMPOUNDCURVE((5 3, 5 13), CIRCULARSTRING(5 13, 7 15,
9 13), (9 13, 9 3), CIRCULARSTRING(9 3, 7 1, 5 3))
Tekengescheiden tekst ondersteunt ook Z- en M-coördinaten in geometrieën:
LINESTRINGZ(10.0 20.0 30.0, 11.0 21.0 31.0, 11.0 22.0 30.0)
CSVT-bestand gebruiken voor beheren van de opmaak van velden¶
Bij het laden van CSV-bestanden gaat het stuurprogramma van OGR er van uit dat alle velden strings (d.i. tekst) zijn, tenzij het is vertelt dat het anders is. U kunt een CSVT-bestand maken om OGR (en QGIS) te vertellen van welk gegevenstype de verschillende kolommen zijn:
Type |
Naam |
Voorbeeld |
---|---|---|
Geheel getal |
Integer |
4 |
Decimaal getal |
Real |
3.456 |
Datum |
Date (YYYY-MM-DD) |
2016-07-28 |
Tijd |
Time (HH:MM:SS+nn) |
18:33:12+00 |
Datum & Tijd |
DateTime (YYYY-MM-DD HH:MM:SS+nn) |
2016-07-28 18:33:12+00 |
Het CSVT-bestand is een ÉÉNREGELIG platte tekstbestand met de gegevenstypes tussen aanhalingstekens en gescheiden door komma’s, bijv.:
"Integer","Real","String"
U mag zelfs de breedte en precisie van elke kolom specificeren, bijv.:
"Integer(6)","Real(5.5)","String(22)"
Dit bestand dient te worden opgeslagen in dezelfde map als het .csv
-bestand, met dezelfde naam, maar met de extensie .csvt
.
You can find more information at GDAL CSV Driver.
PostGIS-lagen¶
PostGIS-lagen zijn opgeslagen in een database van PostgreSQL. De voordelen van PostGIS zijn de ruimtelijke indexering, filters en de uitgebreidere bevragingsmogelijkheden waarin PostGIS voorziet. Wanneer men gebruik maakt van PostGIS, werken vectorfuncties zoals selecteren en het identificeren nauwkeuriger dan dat zij doen met OGR-lagen in QGIS.
Tip
PostGIS-lagen
Normaal gesproken wordt een PostGIS-laag gedefinieerd door een item in de tabel geometry_columns. QGIS kan lagen laden die geen item in de tabel geometry_columns hebben. Dit geldt voor zowel tabellen als voor weergaven. Definiëren van een ruimtelijke weergave biedt krachtige mogelijkheden om gegevens visueel weer te geven. Bekijk de handleiding van PostgreSQL voor informatie over het maken van weergaven.
Dit gedeelte bevat enkele details over de toegang van QGIS tot PostgreSQL-lagen. Meestal geeft QGIS een lijst van databasetabellen die geladen kunnen worden en laad deze wanneer u deze selecteert. Maar wanneer u problemen heeft om een tabel van PostgreSQL te laden in QGIS, kan de onderstaande informatie helpen om de meldingen van QGIS te begrijpen zodat u een aanwijzing hebt wat u moet veranderen aan de tabel van PostgreSQL of aan de definitie van de weergave zodat QGIS deze alsnog kan laden.
Primaire sleutel¶
QGIS vereist dat tabellen van PostgreSQL een uniek sleutelveld bevatten voor de te laden laag. In QGIS, moet deze tabel van het type int4 zijn, een integer (geheel getal) met een grootte van 4 bytes. Als een alternatief kan het veld CTID gebruikt worden als sleutelveld. Wanneer in een tabel een van deze velden ontbreekt zal in plaats daarvan het veld OID worden gebruikt. De uitvoering zal verbeteren door een index te definiëren op het sleutelveld. (onthoud dat sleutelvelden automatisch een index krijgen in PostgreSQL).
QGIS biedt het keuzevak Select at id dat standaard is geactiveerd. Met deze opties worden de ID’s opgehaald zonder attributen wat in de meeste gevallen sneller is.
Weergave¶
Wanneer de PostgreSQL-laag een weergave betreft, bestaan dezelfde vereisten, maar weergaven hebben geen sleutelvelden of velden met regels die ervoor zorgen dat deze uniek zijn. Er moet eerst een sleutelveld (van het type integer) in het dialoogvenster van QGIS gedefinieerd zijn voordat de weergave geladen kan worden. Wanneer er niet een daarvoor geschikte kolom bestaat in de weergave zal de laag niet geladen worden in QGIS. Wanneer dat gebeurd kunt u dat oplossen door de weergave te veranderen zodat deze een geschikte kolom bevat (een type integer en ofwel een primaire sleutel of met een unieke beperking, bij voorkeur geïndexeerd).
Net als voor een tabel is standaard een keuzevak Select at id geactiveerd (zie boven voor de betekenis van het keuzevak). Het kan zin hebben deze optie uit te schakelen als u hele uitgebreide weergaven gebruikt.
QGIS tabel layer_style en back-up database¶
Als u een back-up van uw database van PostGIS wilt maken met de opdrachten pg_dump
en pg_restore
, en daarna mislukt het herstellen van de standaard laagstijlen, zoals die werden opgeslagen door QGIS, dient u de optie XML in te stellen op DOCUMENT
vóór de opdracht restore.
SET XML OPTION DOCUMENT;
Filteren aan de kant van de database¶
In QGIS kunt u objecten al aan de kant van de server filteren. Selecteer het keuzevak Expressies aan zijde van de server uitvoeren indien mogelijk om dat te kunnen doen. Alleen ondersteunde expressies zullen naar de database worden gezonden. Expressies die niet ondersteunde operatoren of functies gebruiken zullen ongemerkt terugvallen naar lokale evaluatie.
Ondersteuning van gegevenstypen van PostgreSQL¶
De meeste veel voorkomende gegevenstypen worden ondersteund door de provider PostgreSQL: integer, float, varchar, geometry, timestamp, array en hstore.
Importeren van gegevens in PostgreSQL¶
Gegevens kunnen worden geïmporteerd in PostgreSQL/PostGIS met behulp van verscheidene programma’s, waaronder de plug-in DB Manager en de programma’s voor de opdrachtregel shp2pgsql en ogr2ogr.
DB Manager¶
QGIS heeft standaard ook de plug-in DB Manager. Deze kan gebruikt worden om gegevens te laden en het ondersteunt ook schema’s. Bekijk het gedeelte Plug-in DB Manager voor meer informatie.
shp2pgsql¶
PostGIS bevat een stuk gereedschap genaamd shp2pgsql dat gebruikt kan worden om gegevensset met de indeling Shapefile te laden in een database van PostGIS. Gebruik de volgende opdracht om bijvoorbeeld een gegevensset met de indeling Shapefile met de naam lakes.shp
te laden in een database van PostgreSQL, genaamd gis_data
, met de volgende opdracht:
shp2pgsql -s 2964 lakes.shp lakes_new | psql gis_data
Dit maakt een nieuwe tabel aan, genaamd lakes_new
, in de database gis_data
. De nieuwe tabel zal een ruimtelijke referentie ID (SRID) bevatten van 2964. Zie Werken met projecties voor meer informatie over Ruimtelijke Referentie Systemen en projecties.
Tip
Exporteren van gegevens uit PostGIS
Net zoals de importeerfunctie shp2pgsql is er ook een functie waarmee je PostGIS tabellen kunt exporteren naar gegevensset met de indeling Shapefile: pgsql2shp. Deze wordt meegeleverd met uw distributie van PostGIS.
ogr2ogr¶
Naast shp2pgsql en DB Manager is er nog een manier om geografische gegevens in PostGIS in te lezen: ogr2ogr. Dit is een onderdeel van GDAL.
Geef de volgende opdracht om een gegevensset met de indeling Shapefile te importeren in PostGIS:
ogr2ogr -f "PostgreSQL" PG:"dbname=postgis host=myhost.de user=postgres
password=topsecret" alaska.shp
Dit zal het gegevensset met de indeling Shapefile alaska.shp
importeren in de database van PostGIS postgis als gebruiker postgres met het wachtwoord topsecret op host server myhost.de.
Onthoud dat OGR moet gebouwd zijn met PostgreSQL om ondersteuning te kunnen geven aan PostGIS. U kunt dit controleren m.b.v. volgende opdracht (in )
ogrinfo --formats | grep -i post
Wanneer u de opdracht van PostgreSQL COPY wilt gebruiken in plaats van de standaard opdracht INSERT INTO kunt u dat doen door de volgende omgevingsvariabele in te stellen (tenminste beschikbaar op en
):
export PG_USE_COPY=YES
ogr2ogr maakt geen ruimtelijke indexen aan zoals shp2pgsl dat wel doet. U dient ze handmatig te maken met de normale opdracht voor SQL CREATE INDEX (zoals beschreven in het volgende gedeelte Verbeteren van de uitvoering).
Verbeteren van de uitvoering¶
Het opvragen van gegevens uit een database van PostgreSQL kan vertragend werken, zeker over een netwerk. U kunt de uitvoering van het tekenen van PostgreSQL-lagen echter een stuk sneller maken door er voor te zorgen dat er een ruimtelijke index voor PostGIS bestaat voor elke laag in de database. PostGIS ondersteunt het maken van een zogenaamde GiST (Generalized Search Tree)-index om de ruimtelijke zoekopdrachten sneller uit te voeren. (Informatie over de index GiST is overgenomen uit de documentatie van PostGIS, beschikbaar via https://postgis.net).
Tip
U kunt DBManager gebruiken om een index voor uw laag te maken. U zou eerst de laag moeten selecteren en klikken op Ruimtelijke index toevoegen.
, ga naar de tab en klik opDe opdracht voor het aanmaken van een GiST index is:
CREATE INDEX [indexname] ON [tablename]
USING GIST ( [geometryfield] GIST_GEOMETRY_OPS );
Onthoud dat voor grote tabellen het aanmaken van een index veel tijd kan kosten. Wanneer de index is aangemaakt zou deze gevolgd dienen te worden door de opdracht VACUUM ANALYZE. Bekijk de PostGIS documentatie (POSTGIS-PROJECT Verwijzingen naar literatuur en web) voor meer informatie.
Hier volgt een voorbeeld hoe u een GiST index kunt maken:
gsherman@madison:~/current$ psql gis_data
Welcome to psql 8.3.0, the PostgreSQL interactive terminal.
Type: \copyright for distribution terms
\h for help with SQL commands
\? for help with psql commands
\g or terminate with semicolon to execute query
\q to quit
gis_data=# CREATE INDEX sidx_alaska_lakes ON alaska_lakes
gis_data-# USING GIST (the_geom GIST_GEOMETRY_OPS);
CREATE INDEX
gis_data=# VACUUM ANALYZE alaska_lakes;
VACUUM
gis_data=# \q
gsherman@madison:~/current$
Vectorlagen die de 180° lengtegraad overschrijden¶
Veel GIS-pakketten zullen verkeerd omgaan met het maken van vectorkaarten met een geografisch referentiesysteem (lengte-/breedtegraden), wanneer deze de lijn van de 180° lengtegraad overschrijdt. (http://postgis.refractions.net/documentation/manual-2.0/ST_Shift_Longitude.html). Als resultaat, als we zo’n kaart openen in QGIS, zullen we zien dat twee plaatsen die dicht bij elkaar liggen, ver uit elkaar worden weergegeven. In Figure_vector_crossing ligt het kleine puntje helemaal aan de linkerkant van het kaartvenster (de Chatham Islands), maar dat zou in werkelijkheid binnen het raster, aan de rechterkant van de hoofdeilanden van Nieuw Zeeland, moeten liggen.

Kaarten maken voor lat/lon die de 180° lengtegraad overschrijden¶
Een oplossing is om de lengtegraden te transformeren met behulp van PostGIS, en de functie ST_Shift_Longitude. Deze functie leest elk punt/vertex in elke component van elk object in de geometrie en als de lengtegraad < 0° is, telt deze er 360° bij op. Het resultaat zal een versie 0° - 360° zijn van de gegevens die afgedrukt worden op een 180° gecentreerde kaart.

Het overschrijden van de 180° lengtegraad met het toepassen van de functie ST_Shift_Longitude¶
Gebruik¶
Importeer gegevens in PostGIS (Importeren van gegevens in PostgreSQL), bijvoorbeeld door gebruik te maken van de plug-in DB Manager.
Geef de volgende opdracht op de opdrachtregel voor SQL van PostGIS (dit is een voorbeeld waar “TABEL” de echte naam is van uw tabel in PostGIS):
gis_data=# update TABEL set the_geom=ST_Shift_Longitude(the_geom);
Als alles goed ging, zou u nu een bevestiging moeten ontvangen van het aantal objecten die bijgewerkt zijn. Daarna kan deze tabel geladen worden en ziet u het verschil (Figure_vector_crossing_map).
SpatiaLite-lagen¶
Wanneer u een vectorlaag wilt opslaan in de indeling voor SpatiaLite kunt u dit doen door een vectorlaag in de legenda te selecteren en dan met de rechter muisknop het contextmenu te openen en daarin SPATIALITE=YES
in het veld OGR data source creation option opgeven. OGR weet dan dat het een database voor SpatiaLite moet maken. Zie ook https://www.gdal.org/ogr/drv_sqlite.html.
QGIS ondersteund ook het bewerken van gegevens via weergaven in SpatiaLite.
Als u een nieuwe SpatiaLite laag wilt maken, ga naar het gedeelte Het maken van een nieuwe SpatiaLite-laag.
Tip
Plug-ins SpatiaLite gegevensbeheer
Voor het beheren van gegevens van SpatiaLite kunt u een aantal plug-ins voor Python gebruiken: QSpatiaLite, SpatiaLite Manager of DB Manager (bronplug-in, aanbevolen). Indien nodig kunnen zij gedownload en geïnstalleerd worden met Plug-ins beheren en installeren.
GeoJSON-specifieke parameters¶
Bij het exporteren van lagen naar GeoJSON, heeft deze indeling enkele specifieke Laagopties beschikbaar. Deze opties komen feitelijk van GDAL dat verantwoordelijk is voor het schrijven van het bestand:
COORDINATE_PRECISION het maximum aantal getallen na het decimale scheidingsteken om coördinaten te schrijven. Standaard is dit 15 (opmerking: voor coördinaten in Lat Lon wordt 6 als voldoende beschouwd). Deze worden ingekort wanneer gevolgd door nullen.
WRITE_BBOX ingesteld op YES zodat er een eigenschap bbox wordt toegevoegd met het begrenzingsvak van geometrieën op niveau van object en collectie
DB2 Spatial-lagen¶
De producten IBM DB2 voor Linux, Unix en Windows (DB2 LUW), IBM DB2 voor z/OS (mainframe) en IBM DashDB stellen gebruikers in staat ruimtelijke gegevens op te slaan en te analyseren in relationele tabelkolommen. De provider DB2 voor QGIS ondersteunt het volledige bereik aan visualisatie, analyses en bewerken van ruimtelijke gegevens in deze databases.
Gebruikersdocumentatie voor deze mogelijkheden kunnen worden gevonden in de DB2 z/OS KnowledgeCenter, DB2 LUW KnowledgeCenter en DB2 DashDB KnowledgeCenter.
Bekijk de DB2 Spatial Tutorial op IBM DeveloperWorks voor meer informatie over het werken met ruimtelijke mogelijkheden voor DB2.
De provider DB2 ondersteunt momenteel alleen de omgeving van Windows door middel van het stuurprogramma Windows ODBC.
De cliënt waarop QGIS wordt uitgevoerd dient een van de volgende te hebben geïnstalleerd:
DB2 LUW
IBM Data Server Driver Package
IBM Data Server Client
Voor het openen van gegevens van DB2 in QGIS, kunt u kijken in het gedeelte Het paneel Browser of Het laden van laag uit een database.
Wanneer u een database van DB2 LUW benadert op dezelfde machine of DB2 LUW gebruikt als een cliënt, dienen de uitvoerbare bestanden en ondersteunende bestanden voor DB2 te zij opgenomen in het pad voor Windows. Dat kan worden gedaan door een batchbestand te maken zoals het volgende met de naam db2.bat en dat op te nemen in de map %OSGEO4W_ROOT%/etc/ini.
@echo off
REM Point the following to where DB2 is installed
SET db2path=C:\Program Files (x86)\sqllib
REM This should usually be ok - modify if necessary
SET gskpath=C:\Program Files (x86)\ibm\gsk8
SET Path=%db2path%\BIN;%db2path%\FUNCTION;%gskpath%\lib64;%gskpath%\lib;%path%